12.

iemand fluistert, waag het niet
en slaat zijn polsen in boeien

die roodgloeiend uit het vuur tevoorschijn
zijn gekomen, hoefijzers ook

zo bloot zijn mijn voeten toch niet
brengt hij kermend te berde

maar die woorden vinden geen weerklank
zelfs niet als hij ze uitschreeuwt

of krijst, en iedereen wakker wordt
behalve hij. pas als hij een stomp krijgt

eksters krassen sobere teksten
er is nog geen koffie

geharnast staat hij op in het licht en wrikt
aan de scharnieren, slaat op het metaal

de huidmondjes gesnoerd. vegen van roest
sieren het krappe vizier. tanden op elkaar

de trein wacht, ze wringen zich naar binnen
knarsend en krakend, dierlijk, mechanisch