13.

de trein schommelde en hortte bijwijlen
er kwamen weer bossen voorbij

en moerasachtig gebied met vermolmde vlonders
hij mijmert over holpijp, heermoes en grauwe lampreien

tot een visarend zich plotseling losmaakt
uit de schaduw en opvliegt van een oude steiger

na de bomen kwamen de huizen. geen mens
te zien in de namiddaghitte, geen spoor

van brooddragende meisjes
van jongens met gras onder hun schoenen

van mannen op fietsen, zwaar trappend en hijgend
van vrouwen die zwaaien en lachen

het was stil in alle zinnen
toen ze het rangeerterrein hadden bereikt

hij graaide naar zijn tas
stel je voor dat hij de foto zou missen

die met de kartelrand. tussen haakjes
vraag ik me af (of ik al in die foto ben)