de trein schommelde en hortte bijwijlen
er kwamen weer bossen voorbij
en moerasachtig gebied met vermolmde vlonders
hij mijmert over holpijp, heermoes en grauwe lampreien
tot een visarend zich plotseling losmaakt
uit de schaduw en opvliegt van een oude steiger
na de bomen kwamen de huizen. geen mens
te zien in de namiddaghitte, geen spoor
van brooddragende meisjes
van jongens met gras onder hun schoenen
van mannen op fietsen, zwaar trappend en hijgend
van vrouwen die zwaaien en lachen
het was stil in alle zinnen
toen ze het rangeerterrein hadden bereikt
hij graaide naar zijn tas
stel je voor dat hij de foto zou missen
die met de kartelrand. tussen haakjes
vraag ik me af (of ik al in die foto ben)