14.

de middag is minder oud dan hij is geworden
in de uren die voorbij zijn gegaan

hij moet horden lopen over bielzen
tot aan barakken van grimmig hout

met galm klinkt koud
zijn achternaam in onverwachte syllaben

die ook de mijne is
daar en daar moet hij wezen

smalle bedden in donkere rijen tegen de wand
gestapeld. met het licht buiten

kan dit toch geen schuilplaats zijn
want hij weet dat er altijd iemand zal staan

die gluurt
of schreeuwt

hij kan dingen voorzien
zeiden trots zijn ouders, lang geleden