de middag is minder oud dan hij is geworden
in de uren die voorbij zijn gegaan
hij moet horden lopen over bielzen
tot aan barakken van grimmig hout
met galm klinkt koud
zijn achternaam in onverwachte syllaben
die ook de mijne is
daar en daar moet hij wezen
smalle bedden in donkere rijen tegen de wand
gestapeld. met het licht buiten
kan dit toch geen schuilplaats zijn
want hij weet dat er altijd iemand zal staan
die gluurt
of schreeuwt
hij kan dingen voorzien
zeiden trots zijn ouders, lang geleden