waar zij verbleef

het dorp dat ik bezoek wordt gekenschetst door sloten, een molen,
lage boerderijen met rieten daken, omgekeerde roeiboten op de wal,
velden met madelieven en boterbloemen. wieken spiegelen zich
in het gladde wateroppervlak. hoog cirkelen de buizerds, achterna

gezeten door kleine vogeltjes die ik niet kan determineren, ik denk:
spreeuwen. de schreeuw die ik binnenhoud betreft de afwezigheid
van de vriendin die hier woonde en nu dood is. ooit fotografeerden
we elkaar in het riet, haar schaterlachende profiel met de dunne

stengel die uit haar mond valt heb ik vanaf het uur van haar overlijden
elke dag afgedrukt, telkens in andere kleuren en hardheden, en heb ze
over de wereld gestuurd, naar alle plekken waar zij verbleef.

mensen die van haar hielden hebben haar beeltenis in handen gehad,
gekoesterd, een kus op het glanzende papier gedrukt. tot het afgeeft.
tot het krult. tot het breekt. tot het verpulvert. tot het verwaait.