wat neem je mee naar een vreemde stad
als je een reistas mag vullen
wat zeg ik: mag. moet
ik zeg: moet vullen
hij deelde broek en jas met zijn broers
dat was, nu zouden ze zonder, en hij
een potlood, een gum, een schrift met lijnen
die hij niet zou kunnen wissen
een foto met kartelrand. moeder. het mes
waarmee vader de kruisbessen inkerft
als het zomer is en buiten zoet
en zon ligt op de vensterbank
een keukenvloer die helt
een nogal teder gebogen rug
een tamelijk bont schort met scheve strik
een bepaalde barst in het vensterglas
een zekere geur van gebraden vlees en uien
en altijd die kruimels op de plank
te strooien voor de schichtige pimpelmees
onder de kastanjeboom in de voortuin
vorig jaar de eerste vruchten geraapt
ingepikt, bewaard. pak in. sluit af