6.

de bleke slecht uitziende man
die zijn vader is

komt mee naar het plein
hij wankelt een beetje

omdat er zoveel zuurstof is, zoals wel vaker
vlak voor de regen met het aanwaaien van verse lucht

en de geur van blad, vooral dat van de populier
zij noemden ze peppels

en dat het geen regen blijkt te zijn, maar zomerhagel
met verbaasd krijtende kauwtjes vallend daardoorheen

het hart op zijn vaders tong blijft
steken achter de bovenlip

die strakker is dan anders altijd al
zijn kleurloze armen willen niet omhoog

als de bus zich trillend in beweging zet
en wegdraait uit het dorp

zo stel ik het me voor
de nakijkende gezichten