in sommige tuinen staan hoge, grove dennen, verborgen
in deze buurt, gevangen reuzen, ze zijn er al jaren,
maar je moet wel weten waar, om hun schorse
eenzaamheid te kunnen ruiken, door te laten dringen.

wanneer ik daar ’s avonds loop is er soms pianospel,
het wonderbaarlijke on an overgrown path van janáček.
achter enkel glas en dunne gordijnen hoor ik mensen
roepen, naar boven, naar kinderen die niet willen slapen.

ik passeer een zijstraat, kijk achterom. het huis
naast het hoekhuis is witter dan wit gesausd. daar
stierf een meisje, vlak voor het werd geboren.

in de kamer met het engelse behang, kamperfoelie
en rozen, lag toen de moeder onder een losjes geweven
lichtgroene deken. zij ligt daar nog altijd, in wezen.