voedselnijd

vanwege een krabbend anker heb ik de sloep verloren,
zwemmen lukte niet en ik belandde in een vogelwachters-
hut op palen, weg van de wereld. op de balustrade zit
een sjofele slechtvalk, zij draait alsmaar met haar kop.

een trage wandeling door het slik brengt me bij een oester-
plukker. hij draagt een waadpak en kauwt op zijn tong
terwijl hij ruwe schelpen loswrikt met een roestig mes.
starend naar de verre wal slist hij: alles is voedselnijd,

ik kan hier wegzakken zonder dat iemand naar me omkijkt.
vóór het water komt ben ik terug bij de trap, de vroege avond
brengt storm, het huisje staat te schudden. soms lijken

stralen door het wolkendek te priemen, het moet de breking
van het licht zijn aan de randen van mijn brillenglazen
waardoor alles er zonniger uitziet dan het werkelijk is.