de zeevlam doven

de oesterbank ligt er verlaten bij, een enkel zeilschip
is drooggevallen, niemand laat zich zien. zeesla glibbert
onder mijn blote voeten, behoedzaam doop ik ze
in een smalle geul. waar water stroomt staan wijzers stil,

als ik omkijk blijkt het vogelwachterhuis op palen
verdwenen. hier heerst zeevlam, mist die er ineens is
als koud en warm elkaar ontmoeten. ik zoek naar vage
sporen en haast me terug, het tij is al lang gekeerd.

verdwalend maak ik grijze foto’s, dit werk gaat altijd
door, ondanks driftig kloppend bloed. onderwijl moet ik
de zeevlam doven, val moede zeden, dame vol zeven,

deze vale moed. in mijn oren bonzen de verhaspelde
woorden, ankers niet opgewassen tegen de vloed.
wat kan ik anders doen dan gaan liggen en luisteren.